Je wordt langzaam moe. Niet in één stap, maar in duizenden kleine stapjes. Als je elke dag een beetje meer toegeeft. Voor jezelf. Wanneer je de grenzen verlegt waarvan je jezelf hebt beloofd dat je ze nooit zou overschrijden, Wanneer je je mond houdt om conflicten te vermijden. Als je lacht, ook al voel je een scheur in je keel.
De laatste keer gebeurt niet zomaar ineens. Het komt langzaam. Het is geen beslissing, maar een realisatie.. Het sijpelt langzaam door kleine kieren, de dagelijkse stilte, de lange avonden zonder uitzicht. Jarenlange teleurstellingen stapelen zich op als stof.
Met maandenlange stilte die luider schreeuwt dan welk argument dan ook. Wekenlang heb ik mezelf ervan overtuigd dat het misschien nog steeds mogelijk is... dat er misschien nog hoop is in de duisternis die ons omringt... ...dat we nog niet helemaal verdwenen zijn naar elkaar vanuit het hart.
Het gebeurt langzaam.
Het staat gewoon voor de laatste keer stil. Het hangt in de lucht, tussen ons, als iets wat we allebei voelen maar niet zeggen. Als een onzichtbare mist die we allebei zien, maar waarvan we doen alsof hij er niet is. Alsof de pijn zo alledaags wordt dat je het nauwelijks meer herkent.
Ik was moe.. Moe tot op het bot. Van uitleg die onbeantwoord bleef, zoals brieven die naar het verkeerde adres werden gestuurd. Van betekenisloze knuffels die een gewoonte zijn geworden, en geen noodzaak. Omdat ik je zag wegdrijven, terwijl je al lang ergens anders was, in een wereld waar jij me niet naartoe had uitgenodigd. Het is alsof je dwars door mij heen kijkt, alsof ik onzichtbaar ben geworden.
Jouw afwezigheid was erger dan welk vertrek dan ook.. Omdat je er was, maar tegelijkertijd ook weer niet. Omdat ik je hand wel kon pakken, maar niet je hart. Omdat ik je stem kon horen, maar niet je gedachten. Alleen zijn is één ding, maar eenzaam zijn met iemand van wie je houdt is een hel op aarde.
Ik was erbij.
Met een lichaam dat nog steeds op het jouwe wachtte aanraken. Met een hart dat nog steeds op een wonder hoopte, ook al had de rede de waarheid allang gekend.
Alles wat ik je wilde zeggen, heb ik je al honderd keer verteld.. Op honderd manieren. Met woorden, met blikken, met aanrakingen, met tranen. En je hoorde het steeds weer niet. Heb je het gehoord... en het deed je niets. Het is alsof je kiezels in een afgrond gooit en wacht op de echo die nooit komt.
Ik heb die dag niet meer gesproken.
Ik heb je niet meer overtuigd. Ik heb je niet meer gevraagd waar je was, omdat ik het wist. Jij was er, je lichaam nam de ruimte in, maar je geest was ergens anders. Maar jij was niet meer bij mij. Ik zat naast je, en toch voelde ik me... alleen. Alsof vreemden een ruimte delen, maar verder niets met elkaar gemeen hebben.
Ik ontmoettedat ik een gewoonte voor je ben geworden. Geen keuze meer, geen verlangen meer, geen prioriteiten meer. Iemand die er is. Die er altijd zal zijn. Alsof je een deel van het appartement niet meer opmerkt. En je stopte met kiezen. Alleen jij - naast mij. Niet met mij. Het is alsof we twee mensen zijn die parallel aan elkaar leven, maar elkaar eigenlijk niet meer zien.
En toen… stopte ik
Niet uit woede en wraak. Niet uit haat die pijn wil. Gewoon omdat ik het niet meer kon volhouden.. Omdat er tussen ons een te grote leegte was die met geen enkele knuffel gevuld kon worden. Er was zoveel stilte dat geen enkel gesprek het kon overstemmen. De stilte waarin een mens langzaam en onmerkbaar uiteenvalt. De momenten waarop je nog steeds in dezelfde ruimte bent, maar niet meer van binnen aanwezig bent. Je bent alleen nog maar een extern beeld van wie je ooit was.
Ik ben weggegaan.
Geen drama. Geen woorden, wat slechts een herhaling zou zijn van wat al gezegd is. Omdat ik alles al gezegd heb, elk verzoek, elke hoop, elke waarschuwing. Omdat je het allemaal al eens eerder hebt gehoord. Je bent iemand die de waarheid niet wil horen.
De laatste keer dat ik voor ons vocht... Dat soms het grootste bewijs van liefde niet is om te blijven, maar om weg te gaan - als je weet dat je voor de ander niet langer de zon bent, maar de schaduw.